11 2024 • Partiële buitenlandse belastingplicht en einde 30%-regeling
Een buiten Nederland aangeworven werknemer heeft in 2016 in Nederland gewoond. Hij heeft in 2016 tot en met 31 maart gebruikgemaakt van de 30%-regeling. Daarbij heeft hij de keuze gemaakt om gedurende die periode als partieel buitenlandse belastingplichtige te worden aangemerkt. Hij had zijn eigen bank- en spaartegoeden niet opgenomen in de aangifte IB/PVV 2016. In afwijking van de aangifte, heeft de inspecteur de bank- en spaartegoeden van belanghebbende wel in de aanslag IB/PVV 2016 begrepen voor april t/m december. Dat is de periode dat de man niet langer kan kiezen voor partiële buitenlandse belastingplicht.
Oordeel hof Kiest een ingekomen buitenlandse werknemer, voor wie de 30%-regeling van toepassing is, voor (gedeeltelijke) partiële buitenlandse belastingplicht? En eindigt in een jaar de 30%-regeling? Dan gelden volgens Hof Amsterdam de regels voor buitenlandse belastingplicht. Er is sprake van een nog niet binnenlands belastingplichtige aan het begin van het jaar die de regels voor box 3 voor binnenlandse belastingplicht tijdsevenredig moet toepassen.
Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad is het hiermee eens. Het oordeel van het hof is juist en sluit aan bij de strekking van de regeling over partieel buitenlandse belastingplicht in het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 Dat houdt in dat de betrokken tijdelijk naar Nederland gekomen werknemers voor de heffing over de boxen 2 en 3 worden behandeld als waren zij buitenlands belastingplichtig.
Bron: Hoge Raad 15-11-2024, Hof Amsterdam 02-05-2023 (gepubl. 05-07-2023).
De inspecteur hoeft een verzoek om ambtshalve vermindering van aanslagen IB/PVV over jaren vanaf 2017 niet in te willigen als dit verzoek is gebaseerd op wetgeving en rechtspraak over jaren vóór 2017.
lees meerRechtbank Gelderland oordeelt dat de eigenwoningregeling niet leidt tot schending van mensenrechten. Aan de fiscale wetgever komt een ruime beoordelingsvrijheid toe.
lees meerEen dga die een kantoorpand verhuurt is een btw-ondernemer. Als hij later besluit tot transformatie van het kantoorpand in twee te verkopen woningen, handelt hij nog steeds als btw-ondernemer en is de levering van de woningen belast met omzetbelasting.
lees meerRechtbank Noord-Holland oordeelt dat een lening voor een woning niet kwalificeert als eigenwoningschuld in de zin van de Wet IB 2001. Er is namelijk geen contractuele annuïtaire aflossingsverplichting overeengekomen bij het aangaan van de lening.
lees meer